BESTUREN VOOR HUISZITTENDE ARMEN, behoorende tot de instellingen UITGAVEN. GETAL ARMEN, DIE ZIJN ONDERSTEUND ONTVANGSTEN. Optelling Optelling Subsidiën van Optelling der BENAMING Kosten der der AANMERKINGEN. waaronder elke instelling bekend staat. kolommen kolommen van eenloopende kolommen in huis- huis- 1 tot en beheer. Gemeenten. Provinciën. 10 tot en geld. 6 tot en met 8. personen. gezinnen. gezinnen. met 4. met 14. 1. 2. 5. 3. 4. 8. 9. 6. 10. 11. 12. 13. 15. 14. 491 565 283 43 1382 Ned. Herv. Diaconie f 5,340.97 f f 50,401.65 f 55,742.62 138 165 315 Idem te Scheveningen 12 236.— f 20 5 19 10 54 Waalsche Diaconie 9,502.95 3,057.415 i 6,322.11 7 8 5 3 926.— Remonstrantsche Diaconie 23 998.— 72.— 313.— 313.— 112 50 67 34 263 Evang. Lutbersche Diaconie 990.97 f 431 171 153 96 Par. Cath. Armbestuur. 851 17,864.24 16,160.32 1,703.92 16,655.02 15,300.— 31,955.02 13 Idem te Scheveningen 16 2 2 33 410.— 1,227.— 817.— 1,013.— 1,013.— 1G Armbestuur van de Kleresie 3 5 12 36 723.30 1,326.40 355.60 128.18 657.22 785.40 125 Ned. Israëlitisch Armbestuur 5 40 117 287 10,908.44 6,137.55 4,403.70 367.19 7,967.58 5,200.— 13,167.58 id. id. 50 Port. 34 84 398.49 671.55 1,752.39 1,752.39 18 Chr. Afgescheiden id. 6 24 972.— 341.18 1,313.18 1,377.14 1,377.14 9 id. Hoogd. Evang. 4 19 6 38 21.57 608.90 47.60 224.54 881.04 963.56 985,13 1380 913 265 832 3390 f 114,047.15 f 764.— f 23,425.— 2,925.— gedurende het geheele jaar onafgebroken als: Onderstand van allerlei aard, Erfstellingen legaten en schenkingen in den zin van het Burgerlijk Wetboek. andere instellingen van weldadigheid. (6) Van alle Protestantsche Armbesturen, van het Kon. Huis en van andere ingezetenen. 15,474.09 5,114.82 764.— f 41,306.13- i 10,852.85s 123.42 s f 133,324.88s 3536.98 ƒ69,204.03- 6,717.69 102,418.19- 9,097.88- 8,863.77- 6,516.97- 49,041.05- 2,068.75- 8,944.97- 6,516.97- 3,321.72- 5,913.72- 735.66- 998.71- 9,971.11- Collecten, inschrijvingen en andere niet in kolom 10 begrepen giften en bijdragen. 231.15- hoofden van van weldadigheid, bedoeld bij litl. b van art. 2 der Wet van den 28slen Junij 1854 (Staatsblad n°. 100). 5,702.77- (aj Hieronder is begrepen circa ƒ2000 aan buiten gewone uitdeelingen gedurende den strengen winter. alleen gedurende den winter of slechts nu en dan ééns of meermalen, als: - hoofden van I eenloopende personen. op andere I wijze of in natura tot een geldswaardig j bedrag van 247.50 1277.85- ƒ32,289.11 Bijlage GG, n». 3. 3,599.—

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1871 | | pagina 283