Scheveningendie
33 en f 8
13 en f 6
onbekend.
voor deze Gemeente is toegenomen, kan blijken uit het feit,
dat de visschersvloot in het jaar 1822 niet meer dan 8 schepen
telde, die niets anders aanbragten dan 1,007,000 stuks haring,
naar den toenmaligen gemiddelden prijs van f 17 per 1000,
eene waarde vertegenwoordigende van 17,119.
De gezamenlijke uitvoer in 1871 van gedroogde schol en
scharren, schelvisch, gezouten garnalen, gerookte bokking en
versche visch, wordt berekend eene handelswaarde te vertegen
woordigen van 1,800,000.
De invoer van ruw zout te Scheveningen ten dienste van de
visscherij, bedroeg 3,790,920 kilogram, ter waarde van f68,250.
De aanvoer van haring van elders naar de bokkingrookerijen
te Scheveningen, wordt berekend als volgt:
van Vlaardingen, Maassluis en Katwijk, op 6,000,000 stuks,
Engeland en Noorwegen op 800,000 stuks,
plaatsen aan de Zuiderzee gelegen op 500,000 stuks.
De visschersvloot bleef in 1871 van verliezen bevrijd. Een
matroos had het ongeluk op zee te verdrinken.
De hoogste en laagste markt was per duizendtal:
van de volle steurharing 38 en 4
ijle f 12 en f 3
n pekelharing 27 en f 12
Aangaande de verschillende bedrijven te
hun bestaan aan de visscherij ontleenen, kan het volgende
worden medegedeeld:
Op de drie seheepstimmerwerven waren 45 a 50 arbeiders
werkzaam. Er werden 16 nieuwe bomschepen afgeleverd;
terwijl er aan het einde van 1871 nog 5 op stapel stonden.
De nieuw in de vaart komende bomschepen zijn van grooter
kaliber, voeren meer manschappen, gebruiken meer netten en
leggen zich meer op het zouten van pekelharing toe.
De Maatschappij de Volharding” voor machinale vischnetten-
bereiding, onder directie van M. Pabseb, verkeert in bloeijenden
toestand.
in 1870.
in 1871.