a. Fabrieksnijverheid.
In 1871 werd een stoomwerktuig geplaatst in de zijde- en
wollen verwerij van P. J. Tack.
Daarentegen vervielenliet stoomtuig met ketel in de stoom-
houtzagerij van wijlen J. S. Maiwils en de stoomketel zonder
paardenkracht in de fabriek van de firma L. J. Enthoven en
C*.beide vermeld in den staat der fabrieken, gevoegd bij het
jaarverslag over 1870.
De fabriek van loopend gaz van N. D. Goudsmid gaat steeds
vooruit; wat, bij het toenemend gazverbruik in deze zich voort
durend uitbreidende Gemeente en het gebrek aan concurrentie,
moeijelijk anders kan.
De ijzergieterij en fabriek van stoom- en andere werktuigen
van de firma L. J. Enthoven en C°. heeft niet zeer gunstig
gewerkt.
Wij deelen hier de opmerking mede, door genoemde firma
aan ons kenbaar gemaakt, aangaande dezen belangrijken tak
van industrie. De Engelsche speculantengesteund door zekere
finantiëele hulpmiddelenkoopen aan hunne markt gebragte
„partijen bladkoper, en zenden die naar Indië, waardoor zij
de markt overvoeren en Nederlandsche exporteursdie solide
„werken, van de markt dringen. De koperpletterijdie haar
hoofdvoedsel moet vinden in ’t fabriceren voor exportis dan
ook zeer kwijnendeevenzoo hebben alle andere vakken wei-
„nig reden tot tevredenheid: de concurrentie wordt te scherp.
Bijaldien de verschillende fabrieken voor metaal-industrie
hunnen waren toestand aan den dag konden brengendan
„zou zonneklaar blijken, dat die al zeer ongunstig is. De
„metaal-industrie kan in Nederland niet alleen bestaan, maar
ook welig bloeijenindien de Regering zich niet laat leiden
door adviezen van geleerden (theoriën)maar zich door prak
tische zaakkundigen liet bewijzen, dat alleen gebrek aan een
reciprociteits-stelsel, bij de tractaten met onze naburen ge-
sloten, de metaal-industrie in Nederland doodt. Konden de
„Nederlandsche ijzer- en koper-fabriekanten hun fabrikaat in