der hoogere burgerschool toeneemt, en met ingenomenheid moet i de stap worden begroetdien de Gemeenteraad tot uitbreiding j van het middelbaar onderwijs deed. Dc bouw eener nieuwe hoogere burgerschool zal voorzeker niet weinig bijdragen tot wegneming van de bezwaren, welke uit het onvoldoende der lokalen en uit de talrijkheid der klassen onvermijdelijk voortsproten en genoegzaam bekend zijn. Met volle overtuiging kunnen wij ons vereenigen met het stelselom blijkende behoefte aan burgerdag- en avondschool. De eerste telde 47 de laatste één leerling. Oorspronkelijk volgens de wet bestemd voor aanstaande hand werkslieden, wordt door hen van dit onderwijs weinig of geen gebruik gemaakt. Dat onderwijs is of wordt daardoor nood zakelijk een weg uitgestuwddien het ook voor aanstaande handwerkslieden minder geschikt maken zou. Dit verschijnsel is zeker niet aan het bestuur noch aan de leeraren te wijten. Zal men er de wet eene grieve van maken Men moge met den wetgever vertrouwendat het doel der school met der tijd i beter zal worden begrepen; dat het nut der school in het ver- I volg meer zal worden gewaardeerd, of men moge aan den i anderen kant betreuren, dat de wet geene burgerscholen in het leven riepdie door den aard van- het daar gegeven onderwijs onmiddellijk ten voordeele kwamen van de arbeidende klasse hoe het zijde leemte bestaaten de aanstaande handwerks man is op dit oogenblikdoor of buiten zijne schuldverstoken van ontwikkelend onderwijs, dat juist hem zoo zeer zou ten goede komen. Een verblijdend verschijnsel achten wij het, dat deze leemte werd gevoeld en dat een aantal mannen het voornemen opvat ten, hunne medeburgers op te wekken tot de stichting eener het middelbaar onderwijs niet te beschouwen als vrij universiteits onderwijs; maar integendeel waarborgen te eischen, dat de leerlingen voldoende zijn ontwikkeld, om de lessen der klasse, waarvoor zij zich aanmelden, te kunnen volgen. Minder gunstig, wat het bezoek der leerlingen en de daaruit onderwijs betreft, is de statistiek der J

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1871 | | pagina 323