37 j ver wij kunnen nagaan, niet te wenschen over. Zij staat in onmiddellijk verband met het gewoon onderhoud en kan dus gerekend wordenevenzeer als dat onderhoud aan een goed toezigt onderworpen te zijn. b. In den toestand der wateren en van de waterver- versching is sedert ons vorig verslag geen afdoende ver betering gekomen en het oogenblik voor die verbetering schijnt nog niet zeer nabij te zijn, want, ofschoon van tijd tot tijd weder eens zich een stem doet hooren voor een uitwateringkanaalde verwezenlijking daarvan is stellig niet spoedig te gemoet te zien en een ander middel van verversching wordt niet aan de hand gedaan. c. De toestand van goten, riolen, sekreten, urinoirs en van openbare gebouwen, zoo als scholen, gestichten, slaapsteden, kerken enz., was in den laatsten tijd zeer voldoende, ook van die welke niet aan de Gemeente be lmoren. Door de nieuwe inrigting der openbare reiniging werd hierin zooveel mogelijk voorzien en naar wij ver- meenen ondervindt men van die voorziening heilzame gevolgen. Tegenover deze drieledige beschouwing van den be- staanden toestand, mogen wij opmerken dat men tot ver betering van dien toestand steeds werkzaam is: a. met den geregelden afvoer van vuil uit gotenriolen privaten, urinoirs, het dagelijks vegen van alle straten en pleinen, het ledigen van putten enz. Voor het laatste wordt zooveel mogelijk gebruik gemaakt van een pneumatisch toestel, waarmede de lediging spoedig en reukeloos ge schiedt dat gebruik voldoet evenwel niet volkomen en levert zijn eigenaardige bezwaren op; b. met de opruiming of onschadelijkmaking van mest- verzamelingenwaarover een bijzonder toezigt wordt uit geoefend, en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1871 | | pagina 43