der gemeente en aan de jaarverslagen der Plaatselijke School commissie ontleende cijfers den loop der bevolking en het ge middeld aantal der zoo op openbare als bijzondere scholen schoolgaande kinderenjongens en meisjesvan 1858 tot 1872 aan. Een paar cijfers van schoolgaande kinderendie aan het gemeenteverslag moesten worden ontleendsluiten niet volkomen met de opgaven der Schoolcommissiemaar de verschillen zijn zoo geringdat zij op de beoordeeling van den toestanddien de cijfers moeten aangevenvan geenerlei invloed kunnen zijn. De wet van 1857 is wel met 1 Januari) 1858 ingevoerd, maar de toestand van het onderwijs werd gedurende het eerste jaar na de invoering nog zoo zeer door de vroegere voorschriften beheerscht, dat men de cijfers van 1858 veilig kan beschouwen als de uitkomsten, onder de vroegere schoolwetgeving in deze gemeente verkregen. Eén schoolgaand kind op 8.12 inwoners geeft zeker geene te gunstige voorstelling van den toestand, wanneer men in aanmerking neemt t dat het bevolkingscijfer van 1858 alligt iets te groot zal zijn gesteld, daar de volkstelling het een jaar later, in een tijdperk van gestadigen vooruitgang, ettelijke honderd zielen terugbragt. Stelt men de in 1872 ver kregen uitkomst daarnevens, welke voor elke 8.36 inwoners één schoolgaand kind aanwijstdan geeft deze weinig reden van tevredenheid, vooral niet wanneer men daarbij in aanmerking neemt, dat de toestand van 1872, dien de staat left. C in nadere bijzonderheden aantoont, in vergelijking van het vorig jaar eene niet onaanzienlijke vermeerdering van het aantal schoolgaande kinderen doet zien, terwijl het geregelde schoolbezoek niet door buitengewone redenen, gelijk ten vorigen jare door besmettelijke ziekte, werd belemmerd. Aanstonds rijst de vraag, waaraan de achteruitgang is te wijten De Schoolcommissie is niet in staat om daarop een in alle opzigten volkomen afdoend antwoord te geven. Om dat te kunnen doen, zouden niet alleen de juiste getallen der kinderen van verschillenden leeftijd, die telken jare in deze gemeente aanwezig waren, haar bekend moeten zijn, maar ook omtrent den toestand der gemeente gedurende die reeks van jaren eene meer stelligein bijzonderheden afda lende wetenschap bij haar moeten aanwezig zijn dan zij thans

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1872 | | pagina 158