bezit. Zij moet er zich toe bepalen om het antwoord, dat de
cijfers geven, in woorden over te brengen; zij blijft daardoor
zeker niet verre van de waarheid.
Aanvankelijkook het getal der schoolgaande kinderen levert
daarvan het overtuigend bewijs, gaf de toepassing der wet van
1857 eenen krachtigen stoot aan de ontwikkeling van het
openbaar onderwijs. Het eerste vijftal jaren na de invoering der
wet zag met de nieuwe inrigting der gemeentescholen den kring
barer werkzaamheden aanzienlijk uitbreiden. Bij een even groot
aantal schoolgaande kinderen in de gemeente, maakten er in
1862 1000 meer dan in 1858 van de openbare school gebruik.
Sedert dien tijd neemt men in het cijfer dezer kinderen stilstand
met eene somwijlen vrij sterke neiging tot achteruitgang, waar.
In 1872 bedraagt het getal kinderen op de openbare scholen
9 minder dan in 1862.
De werkzaamheid van het bijzonder onderwijs daarentegen
werd door de nieuwe schoolwet aanvankelijk beperkt. Toen de
openbare scholen in 1862 in dit opzigt haar hoogtepunt nage
noeg hadden bereikt, was het getal der leerlingen op de
bijzondere scholen sedert 1858 met bijna 1100 verminderd. Een
hoogst nadeelig verschijnsel deed zich toen voor: de openbare
scholen hadden bij lang na het getal leerlingen niet opgenomen
dat de bijzondere scholen verloren. Op het keerpuntdoor den
achteruitgang dezer scholen van 1861 en 1862 gevormd, ver
mindert het aantal schoolgaande kinderen plotseling met 234.
Sedert dien tijd breidde zich de bevolking der openbare scholen
niet meer uit. Bij eene vermeerdering van het zielental met
ruim 10.000 inwoners is gedurende de jaren 1862 tot 1872
nagenoeg uitsluitend door bijzondere scholen in de uit de toe
neming der bevolking voortvloeijende behoefte aan onderwijs
voorzien. Het is haar gelukt, om de verhouding der school
gaande kinderen tot de bevolking op dezelfde hoogte te houden
maar deze weer tot den toestand van 1858 tot 1861 terug te
brengen, daarvoor schoten tot dusverre hare krachten te kort.
Moet men nu aannemen, dat in 1862 het schoolverzuim in
deze gemeente in zoo groote mate is toegenomen, als de ach
teruitgang van het cijfer der schoolgaande kinderen aanwijst?