Het Openbaar Onderwijs.
De geschiedenis van het openbaar onderwijs en van de
eigenlijk gezegde openbare volksschool in deze gemeente sedert
1858 wordt door de tabellen lett. A en B weergegeven. Een
voudige inzage daarvan reeds toont het aan, hoe die geschie
denis zich in drie tijdperkenelk van vijf jarenlaat zamen-
vatten. Het eerste, van 185862, was een tijdvak van ont
wikkeling, waarin de werkzaamheid van het Gemeentebestuur
ten aanzien van het lager onderwijs zich in steeds ruimeren
kring deed gevoelen. Ruim 43 pCt. der schoolgaande kinderen
ruim 57 pCt. der kosteloos onderwezenen bezochten in 1858 de
gemeenteschool. In 1862 was hun getal niet alleen met bijna
1100 en 700 vermeerderd, maar in verhouding tot het geheele
aantal ook tot ruim 54 pCt. en 70 pCt. geklommen. Daarop
volgde een tijdperk van stilstanddat de volgende vijf jaren
omvat; in 1867 was de verhouding der op de gemeentescholen
onderwezenen en der daarop kosteloos schoolgaande kinderen
ruim 52 pCt. en 70 pCt. van het geheel. Van dat jaar begint
een sterke achteruitgang, welke voor de kosteloos onderwezen
kinderen zelfs eene vermindering van het volstrekte getal aan
wijst; in 1872, een voor de openbare scholen betrekkelijk niet
ongunstig jaarwaren de zoo even genoemde verhoudingen tot
48 pCt. en 60 pCt. gedaald.
hun verlangen ontslagen: cijfers, die gunstig afsteken bij die
van 1871, toen het getal dezer kweekelingen 9 en 8 bedroeg.
In verband met hetgeen hierboven is opgemerkt, mag dan ook
op deze cijfers als een voor de toekomst van het onderwijs
gunstig verschijnsel worden gewezen.
Omtrent hetgeen door bijzondere personen voor de opleiding
van onderwijzers wordt gedaan, werd in het vorig jaarverslag
der Plaatselijke Schoolcommissie een en ander medegedeeld.
In 1872 werden die lessen geregeld voortgezet en trad de Heer
J. P. Schabebg tot de in het vorig verslag genoemde hoofd-
•nderwijzers bij. De berigten omtrent den ijver en het gedrag
der kweekelingenalsook omtrent de uitkomsten van het onder
wijs, waren over het algemeen voldoende.