3. De leerlingen. Hoewel bij velen, als zij op de burger- dag- en avondschool aankomenaanleg en ontwikkeling middel matig zijn, waren hunne vorderingen, dit in aanmerking ge nomen, zeer bevredigend. Hun gedrag was over het algemeen uitmuntend, beter dan men niet zelden bij jongelieden van meer veriijnde opvoeding pleegt waar te nemen. Het getal der ingeschreven leerlingen bedroeg 51verdeeld als volgt: in de 1ste klasse 32. in de 2de klasse 19. Sedert de tegenwoordige cursus is geopend, zijn echter vier leerlingen van de school vertrokken, als: 1 om opgeleid te worden tot onderwijzer in de gymnastiek 2 om geplaatst te worden op een kantoor; 1 naar eene bijzondere school vertrokken; zoodat het cijfer der leerlingen thans bedraagt 47. Voor het toelatingsexamen, dat op den 26sten Augustus 1872 plaats had, boden 31 aspiranten zich aan: van dezen werden er 22 aangenomen en 9 afgewezen. Van de eerste tot de tweede (hoogste klasse) konden slechts 11 van de 21 leerlingen overgaan. Het bezwaar, waarop wij hierboven de aandacht vestigden, het gemis aan voldoende voorbereiding en ontwikkeling bij de aankomst op de school, was voor het grootste deel oorzaak, dat het voor de 10 andere leerlingen noodig werd geoordeeld, dat zij nogmaals een jaar de cursus in de laagste klasse mede maakten. Voor het eindexamen, voorgeschreven bij art. 56 der wet van 1863, meldden zich 12 aspiranten aan; aan negen dezer werd het getuigschrift volgens de wet afgegeven. Drie dergenen, die bij het eindexamen waren geslaagd, verzochten en verkregen verlof om de lessen op de Burgerdag- en avondschool nog te mogen bijwonen, totdat zij goed geplaatst zouden zijn. Daar zoodanige gevallen wel meer plaats vinden, verklaart het zichdat somtijds bij het begin van eenen cursus leerlingen de school verlaten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1872 | | pagina 226