te zien van een ruim en doelmatig ingerigt gebouw, ter ver vanging van het tegenwoordige, dat op den duur voor Hoogere Burgerschool niet voldoet. c. De Akademie van Beeldende Kunsten. De Raad van bestuur dezer instelling streeft er bij voort during naar om, zooveel in zijn vermogen is, op de hoogte te blijven van de eischen, ook op dit gebied van onzen tijd. In vele opzigten is hij daarin geslaagdin andere gevoelt hij zich daarin belemmerd door het keurslijf van beperkte geld middelen. De Akademie heeft dit voorregt boven zoo menige instelling van middelbaar onderwijs, dat zij een verleden achter zich heeft, dat niet zonder luister is. Wanneer haar bestuur slechts terugziet tot het jaar 1822, dan kan zij op de lijst barer leer lingen op namen wijzen, die in de kunstwereld zijn beroemd geworden. Mannen als De Bloeme, A. Waldoep, L. A. Vincent, W. J. J. Nuijen, 8. Verveer, J. Bosboom, J. H. Koel man, David Bles, J. Bakker Koref, J. B. Tom, H. A. van Trigt, P. Stortenbeker, C. Bisschop, W. A. Testas, J. J. van de Sande Bakhuisen, J. Ph. Koelman en nog zoovele anderen, hebben aan de teekentafels der Akademie ge staan en daar hunne eerste sporen verdiend. Een aantal leer lingen van de klasse Bouwkunde hebben later naam verworven of zijn in voordeelige betrekkingen geplaatst. Sedert de invoe ring der wet van 2 Mei 1863 verwierven in 186970 twee leerlingen en in 1871—72 zes leerlingen de acten voor het middelbaar onderwijs MII, MO, ML Op dit oogenblik zijn 8 leerlingen, waarvan 4 vrouwelijke, op de Akademie werkzaam met het doel om zich te bekwamen voor het middelbaar onderwijs. Eene Commissie uit het Bestuur van de n Maatschappij tol bevordering der Bouwkunst” sprak in November 1869 in een verslag over het Teekenonderwijs in Nederland een zeer gun stig oordeel over de Haagsche Teekeh-Akademie uit.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1872 | | pagina 240