den mededeelen. Onze aanvrage daarom bleef ditmaal onbeant woord. Eindelijk kwamen ons klagten ter oore over den slechten toestand der bestrating in de achterbuurten van Scheveningen, waar, met het oog op het druk vervoer van zware vrachten, de behoefte aan eene goede bestrating juist het grootst is. Aan deze mededeeling voegen wjj gaarne den wensch toe, dat het Gemeentebestuur, doordrongen van het hooge belang dat Scheveningen, als visschersplaatsvoor de residentie ople vert, steeds een open oog toone te hebben voor de billijke vragen, welke van daar worden gedaan; en dat de bereidwil ligheid van het Gemeentebestuur om te voorzien in de behoeften van Scheveningen’s eigenaardige industrie, steeds gelijken tred moge houden met de voordeelen, welke deze industrie voor de hofstad afwerpt. Nog altijd duren de klagten voort: 1°. over het gevaar, waarmede de in het strand ongeveer regt vóór het dorp gelegen ijzeren rioolpijpen de visschersvloot bedreigen; daar die pijpen, vooral bij sterken Zuid Westenwind, onmogelijk kunnen worden vermeden; 2°. Over den toestand van de los- en laadplaats bij het Rot- terdamsche veeraan het kanaal te Scheveningen 3°. Over de ondoelmatige plaats voor het ten verkoop stellen van den steurharing en over het gemis aan een geschikt verkoop- lokaal; 4°. Over den gebrekkigen staat waarin het rijslag van het strand naar het dorp verkeert, wat zeer belemmerend is voor het vervoer der menigvuldige wagenvrachten visch, scheepsbe- hoeften en schelpen. Ook werd wederom onze aandacht gevestigd op de wensche- lijkheid, dat het vaarwater tusschen s Gravenhage en Schevenin gen op behoorlijke diepte worde gehouden, in het belang der geregelde scheepvaart, die voor Scheveningen eene levensbe hoefte is.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1872 | | pagina 347