IV. Scheepvaart.
a. Binnenlandsch.
''i
In 1872 werden in deze gemeente gevonden 46 vaartuigen,
metende boven de 10 scheepston, waarvan 21 te Scheveningen
te huis behoorden.
Deze laatsten doen dienst in de vaart op België, of als vlet-
vaartuigen tusschen Scheveningen, Rotterdam en Vlaardingen
tot vervoer van versche, gedroogde, gerookte visch en van
haringnetten; of eindelijk tot het aanvoeren en uitventen van
brandstoffen.
Van de 25 vaartuigen, die te ’s Gravenhage behooren, zijn
er 5 bij het fabriekwezen in gebruik en even zooveel tot
bewoonde liggers bestemd; 2 dienen als liggers voor ammoniac-
water, 1 tot vervoer van teer, 1 tot berging van bloem en
roode kool, de overigen zijn in particulier gebruik tot aanvoer
van brandstoffenaardappelen en fruitenkelen behooren aan
kramers, die de kermissen en jaarmarkten bezoeken.
In 1872 werd havengeld geheven van 41769 schepen, zijnde
9673 meer dan 1871. Deze vermeerdering is toe te schrijven
aan het houden der kermis, dat in 1871 niet plaats vond; aan
den buitengewoon grooten toevoer van bouwmateriaal, aan de
afzanding in de duinen en het vervoer van het zand naar elders
en eindelijk aan het geopend blijven der vaart in de afgeloopen
wintermaanden.
Wederom zijn klagten bij ons ingekomen over den toestand
van het vaarwater binnen de gemeente, meer bijzonder over
de ondiepte daarvan. Aangaande de doorvaart der Loosduinsche
brug werd door denzelfden industrieel ook nu herhaaldwat wij
in ons verslag over 1871 overnamendat de fondering buiten
„de gemetselde hoofden uitsteekt.”
De bezwaren tegen het hooge havengeld, dat hier geheven
wordt, zijn zoo oud als die belasting zelve. Mogten zij ééns
een welwillend onthaal vinden in de raadzaal; en mogt de
overtuiging dadr meer en meer veld winnen, dat deze belasting
niet opbrengt in verhouding tot de kostenaan hare invordering
verbonden en uit dit oogpunt reeds afkeuring verdient; maar