waterleiding, naar wij mogen verwachten, spoedig een af doende verbetering zal aanbrengen. Het bedrag der schoolgelden, over 1872 ontvangen, was 510.80, terwijl de kosten van het onderwijs hebben be dragen de som van 7,520.001. De staat van het materieel en de hulpmiddelen wasvoor zooveel wij kunnen nagaan, naar eisch; aan de aanvragen, die tot aanvulling dier hulpmiddelen gedaan worden en die steeds in billijkheid geschieden, wordt zooveel moge lijk gevolg gegeven. b. Bijzondere Teekenscholen. Over de Academie voor beeldende kunsten, welkeinrig- ting zou kunnen gerekend worden onder deze rubriek te huis te behoorenwordt in het verslag der Commissie van toezigt over de scholen van middelbaar onderwijs onder lett. C verslag uitgebragt. Onder Afdeeling VIII (Kunsten en wetenschappen) komen wij op deze inrigting terug. C. Openbare Hoogere Burgerscholen. De eerste Afdeeling van het gymnasiumbestaande in een hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus is de eenige inrigting, welke onder deze rubriek te vermelden is. In het getal der leeraren is in 1872 geen verande ring gekomen; het bestaat derhalve uit een Directeur en 14 leeraren. Omtrent de mutatiën in het personeel verwij zen wij naar het verslag (bijlage T). Bij den aanvang van het cursusjaar 1872/3 bedroeg het aantal leerlingen 165. De gemeente genoot voor deze inrigting geen subsidie van het Rijk en bestreed uit hare kas alle kosten, waar tegenover zij de schoolgelden der leerlingen genoot. Ten aanzien van den staat van het onderwijs verwijzen wij naar het meergemelde Verslag der Commissie van toe- 64

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1872 | | pagina 70