i 82 a. Binnenlandsche handel. c. Scheepvaart langs de rivierenkanalen en vaarten. Zie Hoofdstuk IV lett. a van bijlage MMwaaruit blijkt dat het getal schepen, waarvan in 1872 havengeld werd geheven, ruim 25 pet. grooter is geweest dan in 1872, waartoe verschillende oorzaken hebben bijgedragen. De klagt over de doorvaart der Loosduinsche brug, die weder herhaald wordt, vindt hare beantwoording in het verslag over 1871. In hoeverre bij het toekennen der voorregten, bedoeld in de verordening van 16 October 1860, te vrijgevig zou gehandeld worden, waaromtrent bij de Kamer van koop handel en fabrieken twijfel schijnt te bestaan, zal nader door ons worden onderzocht. Zie Hoofdstuk II lett. b van bijlage MM. Het daarin opgenomen overzigt van de alhier in het vorig jaar in- en uitgevoerde accijnspligtige en accijnsvrije goederen verdient allezins de opmerkzaamheid, alhoewel het, zoo als het ver slag aantoontuit den aard der zaak onvolledig moet zijn. De beschouwingen over de verschillende markten, die alhier worden gehouden, zijn opgenomen in Hoofdstuk II left. a. van bijlage MM; zij leveren het bewijs, dat geen dier markten regtstreeks als handel te beschouwen is, en dat zij alleen voorzien in de gewone behoeften der ingezetenen. De aanvoer van boter werd bovendien gedrukt door de gevolgen der geheerscht hebbende longziekte onder het rundvee. b. Buitenlandsche handel. IIT. HANDEL EN SCHEEPVAART.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1872 | | pagina 88