6»
97
HOOFDSTUK XIII.
a.
Middelen van vervoer te water.
Als middelen van vervoer te water bestonden alhier in
1873:
1°. zes stoombootdiensten tusschen onze Gemeente en
andere voorname plaatsen des Rijksdie met zeven stoom-
booten varente zamen metende 527 ton
2°. twaalf beurtveeren tusschen ’sGravenhage en elders,
waarvoor 21 schepen worden gebruikt, die te zamen 1069
ton meten;
3°. 29 dorp- of markschuitenveeren met 51 schuiten,
metende in totaal 1163 ton.
In het verslag der Kamer van Koophandel en Fabrieken
Hoofdstuk VII, worden hieromtrent de bijzonderheden op
gegeven.
Voor het vervoer van personen te water bleven nog
steeds de volksschuitenveeren op Leiden en Delft in stand,
ofschoon die diensten zeer werden beperktterwijl van
het veer tusschen ’s Gravenhage en Scheveningen in den
afgeloopen zomer voortdurend een druk gebruik werd
gemaakt.
Het Leidsche veer had 3 schuiten, het Delftsche 9
schuiten en het Scheveningsche 3 gondels in de vaart.
b. Middelen van vervoer te lande.
Nieuwe diensten tot vervoer van reizigers en goederen,
hetzij over de gewonehetzij over de spoorwegenhebben
wij niet te vermelden.
De eerstbedoelde zijn:
Je railroute-maatschappij tusschen ’sGravenhage en Delft,
welke dienst geregeld werd voortgezet, en
7
Inrigtingen. in verband staande met de uitoefening
van handel en andere bedrijven.