i r I I 98 c. Nederlandsche Bank. (Agentschap der) De opgaven omtrent het alhier gevestigde Agentschap van de Nederlandsche Bank, over het tijdvak van 1 April -- j de tramway-maatschappij tusschèn ’s Gravenhage en Sche- veningen, die in den loop des jaars is overgegaan in han den van eene Brusselsche maatschappij. Aan den wenseh der nieuwe ondernemers om aan dat middel van vervoer in de stad eene groote uitbreiding te gevenkon voorloopig niets worden gedaanomdat door ons vooraf de eisch gesteld werd dat eene proef moest geschieden met een soort van rails, waardoor minder gevaar of hinder voor de gewone rijtuigen kan ontstaan. In Hoofdstuk VII, lett. b van het verslag (bijlage 00) berigt de Kamer van Koophandel uitvoerig over de dien sten der Hollandsche Ijzeren- en Nederlandsche Rhijn- spoorwegmaatschappijen. Ten aanzien van de eerstgenoemde getuigt zij, dat de dienst aan alle billijke eischen voldoet, doch omtrent den Rhijnspoorweg blijven, volgens het ver slag, de klagten aanhouden. Ook nu weder voegen wij de opmerking daarbij, dat de aansluitinglijn tusschèn de twee stations nog steeds voor vervoer van personen ongebruikt blijft, zoodat die aansluiting als het ware niet bestaat. De concessie-aanvrage van laatstgenoemde maatschappij voor een lijn van ’s Gravenhage naar Scheveningenwaar van reeds in het vorig verslag werd melding gemaakt, mogt in den Raad geen bijval vinden; zoowel de rigting dier lijn als sommige bepalingen der concessie-aanvrage vonden bestrijdingten gevolge waarvan in de zitting van 22 April 1873 besloten werd, den Commissaris des Konings te kennen te geven, dat de aangevraagde concessie, zoo om de rigting als om de wijze van exploitatieniet is in het belang der Gemeente. - a 1 ■tr Jr

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1873 | | pagina 104