geslagen, voor de verzorging van 24 zieken bestemd. Aldus
toegerust bestond de zekerheiddat gewone zieken hunne ver
pleging in de besmettelijke afdeeling niet behoefden af te
brekenals de cholera ook hier offers vragen zou en tegelijk
dat men voor de verpleging van dezen behoorlijk was ingerigt.
Zal deze zekerheid altijd bestaan? Ik vrees, dat het Gast
huis niet altijd zal kunnen beschikken over het straks genoemde
terrein aan den Zuid wal, dat, naar ik hoor, eene andere be
stemming te gemoet gaat en dat men in het Gasthuis dus
vooreerst tevreden zal moeten zijn met de tegenwoordige indee-
ling, die aan de eischen van het oogenblik niet meer kan
voldoen.
In een vorig verslag heb ik er reeds met nadruk op ge
wezen, dat de zieken in het Gasthuis niet kunnen worden be
handeld zooals het behoort. Vooral is dit van toepassing op de
zieke kinderen. Eene ruimteingerigt voor tien zieke kinderen
wordt hier doorgaans door twintig lijdertjes ingenomen! Reeds
in het vorig jaar hoopte ik, dat aan dezen onhoudbaren toe
stand een einde gemaakt zou worden. Ik durfde er op te wijzen
dat eene andere bestemming van de besmettelijke ziekenafdee-
ling gelegenheid zou geven tot eene betere verpleging •van
kinderen, wier eischen omtrent luchtverversching en behoorlijke
beweging niet minder gewigtig zijn dan die van volwassenen,
vooral omdat van de jeugdige kleinen geen initiatief te ver
wachten is.
Mijne hoop is beschaamd in zoover, dat het aantal der ver
pleegde kinderen vermeerderd en de ruimte der kinderzalen
dezelfde gebleven is.
Hoe gaarne had ik gezien, dat vermeerdering van ruimte
gelijken tred had mogen houden met de vermeerdering van
het aantal kinderen.
Hoe dikwijls bezocht ik deze afdeeling in het afgeloopen
jaar met de kommervolle gedachte aan de weinig gezonde veel
vuldig bezwangerde lucht, waarmede hier op verontrustende
wijze werd gewoekerd.
Menigmalen veroorzaakte de beperkte plaats, dat twéé kin
deren in ééne kleine krib moesten worden gelegd; ook onlangs