van het onderwijs mag bogenblijkbaar ook uit de meer gunstige verhouding van het aantal leerlingenhetwelk in iedere klasse naar eene hoogere kon opklimmen, tot hetgeheele getal, dan in het voorafgaande jaar, en uit den na te melden uitslag der eind-examens. Ook het gedrag der leerlingen liet weinig te wenschen over en in de enkele lessen, waarin dit vroeger anders was, werd verbetering waargenomenzoodat de hoogere burgerschoolwat orde en gezetheid van studie betreft, in 1873 zeker niet kan gezegd worden te zijn achteruitgegaan en de goede naam der instelling is verhoogd. De vaststelling van het plan der lessen voor het schooljaar 18731874 gaf tot geene bijzondere veranderingen aanleiding. Alleen werd later goedgevondendat de leerlingen in de vierde klasse na de kerstvacantie met beschrijvende meetkunde zouden aanvangen. Het onderwijs had voortdurend in het gebouw in het West- einde plaats. Aller blikken waren echter naar de nieuwe lokalen der school gerichtdie op Bleijenburg voltooid werden en waar van de in gebruikneming aan eene lang en dringend gewenschte behoefte voldoen zou. Op het einde des jaars werd het met flinke en zorgzame hand opgetrokken gebouw voor de school gereed verklaard. Het betrekkenhetgeen terstond na de kerstvacantie geschieddebehoort alzoo tot het gebied van den toekomstigen verslaggever. Reeds nu echter mogen wij vermelden dat het aanvankelijk voor het gebruik voldoetdat inzonderheid natuur- en scheikunde in de nieuwe lokaliteit op veel beter en gewenscht ruime wijze behandeld worden en dat het bij de school geplaatste gymnastieklokaal eene zoo noodige aansluiting der gymnastiek, die tot dus ver in het gebouw in de Nieuwe Schoolstraat onder wezen wordt, met de andere vakken van onderwijs belooft. 2. De onderwijzers. Artt. 2325, 27, 29 en 30 der wet. Aan de burger dag en avondschool ontviel in Mei door den dood de heer J. W. F. Kachel, leejaar in het hand- en rechtlijnig teekenen. Zij, die den verdienstelijken man, die zooveel nog beloofde en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1873 | | pagina 223