’s Gbavenhage 20 Maart 1874.
I
Ter voldoening aan art. 36 der verordening van 27 Augustus
1861 (Verz. n°. 191), heeft het Burgerlijk Armbestuur de eer
verslag uit te brengen omtrent zijne verrigtingen over het af-
geloopen dienstjaar 1873.
Nadat de heer Jhr. Mr. H. A. C. de la Bassecodb Caan,
tengevolge zijner benoeming tot lid van het Collegie van Ge
deputeerde Staten in Julij 1873 had opgehouden lid te zijn
van den Gemeenteraad, en bijgevolg van de Commissie voor
het Burgerlijk Armbestuur, werd de heer F. N. de Chabbo,
in de Raadsvergadering van 2 September 1873, daarvoor ver
kozen, en genoten de overige leden ter gelijker tijd de eer
der herbenoeming.
Bij besluit van den heer Burgemeester van 5 September
1873, werden voorts ingevolge art. 2 der verordening, bij ver
nieuwing, tot Voorzitter en plaats vervangend Voorzitter aan
gewezen de heeren: Mr. J. P. Vaillant en Mr. F. M. Baron
VAN DEB DuiJN.
Bijlage DD.
De Commissie bestaat alzoo uit de heeren:
Mr. J. P. Vaillant, (Weth.) Voorzitter.
Mr. C. A. van deb Kemp, Wethouder.
Jhr. Mr. J. F. Schuuebeqüe Boeije,
Mr. F. A. T. Weve en
F. N. de Chabbo.
Het personeel der ambtenaren bleef onveranderd.
De toestand van het armwezen in de Gemeente mag, naar
het oordeel der Commissieook ditmaal niet ongunstig genoemd
worden. Wel is waar blijkt uit de hierna te vermelden bijzon
derheden, dat het aantal der huiszittende bedeelden, en het
bedrag der kosten, zoo in het algemeen als op sommige tijd
stippen des jaars, bij vergelijking met het vorige jaar iets