Inriglingen in het belang der werklieden.
c.
De timmermansaffaire van W be Jong bloeide. Daar vonden
30 arbeiders boven- en 4 beneden 16 jaar werk. Het weekloon
verschilde van 7 tot 18.
wij oningevuld terug. Voor zoover ons de opgaven verschaft
werden, volgen deze hieronder.
Omtrent de inrigting voor machinaal timmeren van F. H. van
Malsem luiden de berigten gunstig.
De metsel- en loodgieters-affaire van B. Kühnel, en de
smederij van de firma Leeeebs van Wijk, hadden insge
lijks goed werk. De eerste had 9 arbeiders boven 16 jaar,
met een weekloon van 6 tot ƒ14; de laatste 8 boven- en 2
beneden 16 jaar, weekloon van ƒ1.50 tot f 10.50.
De loodgieterij en brandspuitmakerij van de firma W. Slotboom
Zoon, waar 29 arbeiders boven- en 1 beneden 16 jaar
werkzaam waren, met een weekloon dat van f 3.50 tot f 15
uit een liep, is uitgebreid met een volledig magazijn voor
artikelen van duinwaterleiding ter grootte van 52 M’.
De toestand dezer belangrijke inrigting is vooruitgaande.
Door de Fereeniging tot bevordering van ambachten onder de
Israëlieten zijn in 1873 opgeleid 23 jongelingen, verdeeld over
de navolgende vakken:
De toestand der mandenmakerij van W. F. van Vliet
wordt insgelijks als gunstig vermeld; zij telde 11 arbeiders
boven- en 6 beneden 16 jaar, het weekloon verschilde van
ƒ5 tot ƒ12.
De verwerij van de firma Reuses en Madlenee gaat ins
gelijks steeds vooruit. Ten aanzien van het getal arbeiders
wordt verwezen naar het vorige jaar; het weekloon wordt per
uur berekend en varieert van 13 tot 21 cents.