1) Handelingen van den gemeenteraad, blz. 95 van 1873 3°. Bij brief van 10 Mei 1873, n°. 24, werd, op de vraag van den Minister van Binnenlandsche Zakenof geheele af schaffing der wettelijke bepalingen regelende de bescherming van fabriek- en handelsmerken hier te lande wenschelijk is? Zoo neen, of wettelijke regeling overeenkomstig de door Zijne Excellentie aangeduide beginselen raadzaam ware? geantwoord: dat, naar het oordeel der Kamer, de eerste vraag ontkennend, de tweede toestemmend moet worden beantwoord. 4n. Onder dagteekening van 10 Mei 1873, n°. 25, wendde de Kamer zich tot den Gemeenteraad, met verzoek dat het leggen der pijpen in de woning der ingezetenen ten behoeve der waterleiding aan de particuliere nijverheid en aan de open bare mededinging moge worden overgelaten; omdat, gelijk uit bij de Kamer ingekomen verklaringen van bevoegde deskundigen blijkt, ons land overvloed heeft van werklieden, die dit werk even goed kunnen en stellig voor minder prijs zullen uit voeren dan buitenlandsche werklieden. Bij Koninklijk besluit, opgenomen in het Staatsblad n°. 108 van 1873is de bepaling van art. 5 van het organiek besluit Consuls van vreemde mogendheden zijn niet benoembaarin getrokken en art. 11 aldus gewijzigd, dat verkiezingen ter voorziening in buitengewone vacaturen niet, gelijk tot dusver, behoeven te wachten tot de maand November. Het zal dus voortaan van de Gemeentebesturen afhangenhoelang eene buitengewone vacature blijft bestaan. 2°. Bij adres van 12 April 1873n°. 17wendde de Kamer zich tot den Minister van Financiënmet verzoek dat de kadastrale beschrijving en hermeting van het gedeelte dezer gemeentekadastraal bekend als sectie Azooveel mogelijk worde bespoedigd, ter voorkoming van verwarring en onzeker heid, waartoe de tegenwoordige gebrekkige aanduiding aan leiding geeft.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1873 | | pagina 354