I I J I 53 <1 -si werd evenwel tot de bezoldiging van een adjunct-opperbrand- meester besloten en daarin voor dat dienstjaar voorzien. Bij voortduring geschiedde het onderhoud der brand- bluschmiddelen in eigen beheer. Over dat onderhoud had den wij reden zeer tevreden te zijn, evenzeer als over de herstelling en het in orde houden der aanwezige redding- toestellen, die echter, ofschoon bij eiken brand voorhan den, gelukkig nog nimmer behoefden gebruikt te worden voor het redden van personen. De proefnemingen met de gewone brandspuiten en met de stoombrandspuit hadden op gezette tijden plaats en getuigden van den goeden staat der blandbluschmiddelen en van de geoefendheid van het personeel. Slechts zeven branden hebben wij in het geheele jaar te vermelden, waarvan de volgende van minder of meer beteekenis waren: op 17 Maart in het huis n°. 1 op de Amsterdamsche Veerkade, waarbij werd water gegeven door de spuiten n°. 2, 3 en 5 en door die van het regiment Grenadiers en Jagers en van het Ned. Herv. Diaconie weeshuis; op 20 Maart in den korenmolen De vier winden” aan het Kanaal, die geheel is uitgebrand. Door de spuit van de Grenadiers en Jagers en de stoombrandspuit werd daarbij dienst gedaan; op 3 Julij in het huis n°. 3 in de Veenestraatwaarbij water gaven: de spuiten n°. 5, 3 en 2, die van de Gre nadiers en Jagers en n°. 4 en 6, terwijl ook de groote brandladder werd gebezigd bij het blusschen van den brand op 22 November in de werkplaats op den Gedempten Burgwal n°. 24. De spuiten nn. 2 en 3 gaven water. Geen rampen of ongelukken, die bijzondere opmerking verdienen, hadden wij in het afgeloopen jaar te betreuren. Toch willen wij niet onvermeld laten, dat door hevigen as- 'j*®^

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1873 | | pagina 59