93 onze Op 11 December 1873 nam de Heer J. B. Maxwils zijn ontslag als lid en Voorzitter der Kamer, na daarin sedert hare oprigting in 1852, en dus gedurende 21 jaren onaf gebroken zitting te hebben gehad. a. Fabrieknijverheid en ambachten. De opgave van de in de Gemeente aanwezige fabrieken, met vermelding van het getal arbeiders en hunne werk- loonen, zoo als die volgens het voorschrift van het verslag wordt verlangd, is vervat in den staat der fabrieken, als bijlage NN hierachter opgenomenterwijl nog eenige bij zonderheden daaromtrent zijn vermeld in het verslag der Kamer van Koophandel en Fabrieken, waarbij .die staat behoort, en dat wij als bijlage 00 laten volgen. In dat verslag wordt in Hoofdstuk V de nijverheid in het algemeen besproken en daarna onder lett. a de toe stand van verschillende inrigtingen van labrielmijverheid en onder lett. b van ambachtsnijverheid nagegaan, terwijl onder lett. c en d omtrent de inrigtingen in het belang der werk lieden en der nijverheid berigt wordt. Wij verheugen ons dat die berigten doorgaans gunstig zijn en het bewijs leveren der waarheid van de meeniug, die in de algemeene beschouwingen door de Kamer wordt geuit, dat de nijverheid alhier niet kwijnt, maar lang zamerhand haar aandeel in de welvaart der Gemeente ziet toenemen. De Kamer geeft dig meening te kennen, na eene voorafgaande beschouwing over den algemeenen toe stand van handel en nijverheid en over de treurige ver schijnselendie zich in 1873 in de financiële wereld heb ben voorgedaan, waarbij zij doet uitkomen dat in Gemeente groote geldelijke verliezen zijn geleden. Met aandrang wordt de kennisneming hiervan en van het verdere verslag, waartoe wij nog meermalen zullen II. NIJVERHEID.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1873 | | pagina 99