10 HOOFDSTUK IV. Geldmiddelen. Naar de laatste door Gedeputeerde Staten afgesloten Kekening (art. 221 der wet van den 29sten Junij 1851 gewezen, hetwelk het minst voor onderzoek en nasporing gebruikt wordt, was men in de gelegenheid het overige naar behooren te plaatsen en voorloopig is op die wijze te gemoet gekomen aan het bezwaarwaarover meermalen werd geklaagd, dat de ruimte voor het archief niet vol doende is. Het oud archief, dat naar behooren is gerangschikt en goed in orde wordt gehouden, schijnt voor raadpleging in een voldoenden staat te verkeeren en het nieuw archief, dat geregeld bijgewerkt en gerangschikt wordt, beantwoordt aan de eischen van volledigheid en netheidzoodat daaruit alle inlichtingen verkregen kunnen worden, die voor de administratie noodig zijn. De Commissie van beheer over de geschied- en oudheid kundige verzameling betrekkelijk 's Gravenhage heeft in haar verslag, dat als bijlage I achter het Gemeenteverslag volgtde uitbreiding vermeldwaarin zij zich voor hare verzameling in 1874 mogt verheugen, en die niet alleen het gevolg was van aankoop maar ook en voornamelijk van geschenken. De belangstellingdie uit deze geschenken blijkt, verdient dankbare erkenning en wordt door de Commissie evenzeer als door ons op grooten prijs gesteld, omdat zij opwekt tot navolging. Het bezoeken der verzameling door ingezetenen en vreemdelingen is toegenomen en zal voorzeker niet ver minderen wanneer zij voortgaat in uitgebreidheid en be langrijkheid te winnen, zoo als tot nu toe het geval was.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 16