t Art. 5. Het onderwijzend personeel bestond op 31 December 1874 uit 66 hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressenge plaatst aan het hoofd van scholenverder uit 293 hoofd-hulp en huisonderwijzers en onderwijzeressen (waarvan 19 uitsluitend voor de handwerken) en uit 125 kweekelingen (waarvan 11 uitsluitend voor de handwerken) op de scholen werkzaam. De hiernevens gevoegde staat D wijst hunnen werkkring en hunne inkomsten, voor zoover deze aan de Schoolcommissie bekend zijn, aan. De pligtsbetrachtingijver en toewijding van het onderwijzend personeel mogen op nieuw met lof worden vermeld. Art. 6. Bij Koninklijk besluit van 25 November 1874, n“. 6, werd aan mejufvrouw C. Wilson geboren te St. Peters graafschap Athlone (Ierland}, vergunning verleend om hier te lande onderwijs te geven. Art. 12. De van Gemeentewege ingerigte normaallessen wer den in het afgeloopen najaar naar andere lokalen overgebragt. Benige vertrekken in het gebouw van het gymnasium werden daarvoor beschikbaar gesteld. Eene lang gewenschte verbetering is hierdoor verkregen, die gunstig op de uitkomsten van het onderwijs' moet werken. Dat de verhouding der schoolgaande kinderen tot het be volkingscijfer niet vooruitgingblijkt uit de overgelegde tabellen. De pogingenom het schoolverzuim te keer te gaanbij voort during door de ’sGravenhaagsche Afdeeling van het School verbond in het werk gesteld, schijnen slechts matige uitkomsten op te leveren. Trouwens eerst wanneer de scholen alle kinderen die zich aanmelden, opnemen, kan de strijd tegen het school verzuim met de noodige krachten worden aangevangen en met gewenschte vruchten worden bekroond. En zoo ver is het in deze Gemeente nog niet gekomen. Art. 4. Gedurende het jaar 1874 zijn geene schoollokalen als schadelijk voor de gezondheid of van onvoldoende ruimte voor het getal schoolgaande kinderen door den schoolopziener afgekeurd.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 180