zouden kunnen bereiken. Zoo worden kwalijk onderlegde jon gelieden naar de Academiën gevoerddiede uitzonderingen daargelaten, in den regel niet in staat zijn de lessen aan de Hoogeschool te volgen; terwijl op den geest der leerlingen van de gymnasia hierdoor een verderfelijke invloed wordt nitge- oefend. Reeds in de lagere klassen kan men bij sommigen verslapping van ijver waarnemenzij dragen de overtuiging met zich, dat indien zij niet in staat zijn om het overgangs examen tot eene .hoogere klasse van het Gymnasium af te leggenzij toch nog altijd goed genoeg zijn admissie-examen voor eene Hoogeschool met goed gevolg te doen. In ons verslag over 18721873 hebben wij dit onderwerp mede behandeld en ten slotte verwijzen wij naar wat toen daarover is gezegd. In het personeel der leeraren hebben in het afgeloopen jaar, de navolgende wijzigingen plaats gehad. Ten einde het beginsel van zooveel mogelijke afscheiding tusschen Gymnasium en Hoogere Burgerschool ten uitvoer te leggen, waren benoodigd twee leerarenéén in de wis- en natuurkunde en één in de scheikunde en natuurlijke gescl^edenis. Tot leeraar in de beide eerstgenoemde vakken werdop onze voordragt, door UEd. Achtb. benoemd, in de zitting van den Gemeenteraad van 18 November 1873, de heer Feans Mauritz Jaeger en tot leeraar in de beide laatstgenoemde vakken de heer Dr. J. J. van Renesse. Deze laatste leeraar echter verliet tot ons leedwezen het gymnasium, ten gevolge zijner benoeming tot leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Wtu/eningen. Omdat bij het vertrek van Dr. van Renesse in de maand Mei reeds het grootste gedeelte van den cursus was verstreken, voorzagen wijkrachtens art. 22. der verordeningn°. 391in de waarneming van zijn dienst door aanstelling tot tijdelijk leeraar van Dr. J. P. van der Stok, welke aanstelling door Burgemeester en Wethouders bij resolutie -yjf? 11. werd be krachtigd. Later bij onze missive van 11 Julij 11. werd door ons de heer Dr. J. P. van der Stok, als eerste kandidaat voorgedragen, om definitief als leeraar in de scheikunde en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 267