maatregel, welke ongetwijfeld geen geringen invloed moet uit oefenen op de toegankelijkheid van onze openbare school van voorbereidend Hooger Onderwijs en op de soort, het gehalte het getalen den duur van het verblijf der leerlingenrekenden wij het van onzen pligt, overeenkomstig art. 28 der gemeente verordening n°. 391 uit eigen beweging bij missive van 17 April ons tot UEd. Achtb. te wendenmet het voorstel om het besluit van 14 April in nadere overweging te nemen of althans niet ten uitvoer te leggen. Wij achten het beter, na den loop, dien deze zaak gehad heeft, verder hierover het stilzwijgen te bewaren. Wij vermelden slechts, als feit, dat in ons verslag niet kan worden verzwegendat wij op 24 Junij aan UEd. Achtb. ons ontslag hebben ingedienddaarbij gebruik makende van de bevoegdheid ons verleend bij art. 13. Verordening n°. 391. Niet dan na herhaald en bedaard overleg zijn wij tot dat besluit overgegaan, nadat het ons ten volle was gebleken, dat er tusschen UEd. Achtb. en ons een principeel verschil bestaat over het begrip van eene openbare school van voorbereidend Hooger onderwijs, waarvan noodwendig het karakter wordt gewijzigd, naarmate de toegankelijkheid er van in meerdere mate wordt belemmerd. Met leedwezen verlaten wij eene betrekking, die wel bij voortduring zorg, somtijds ook moeijelijkheden voor ons heeft opgeleverdmaar die ons toch ook de voldoening schonk van te mogen waken voor eene instelling van onderwijs, die, zoo door de kunde en pligtsbetrachting van Rector en leeraren als door den wedijver der leerlingen, uit alle rangen onzer burgerij gesproten, zich tot dusverre een goeden naam heeft weten te verwerven, ook zelfs buiten de grenzen dezer ge meente. ’s Gravenhage1 Augustus 1874. Namens Curatoren: De Voorzitter, F. de GREVE. De Secretaris, J. K. J. de JONGE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 270