per week twee cursussen te volgenterwijl het onderling verband der lessen daarbij ontzaglijk gewonnen heeft. Het spreekt echter van zelf, dat zulk eene uitbreiding grooter uitgaven vordert, welke door geene noemenswaardige verbetering van inkomsten worden vergoed, daar de Raad geen hooger schoolgeld wilde vorderen, opdat de inrichting voor allen toe gankelijk zou blijven. In de overtuiging echterdat de hervorming van het onderwijs dringend noodig was, aarzelde de Raad geen □ogenblik die in te voeren, en besloot men een ernstig beroep te doen op de medewerking der stadgenooten. In eene circulaire in ruime mate aan tal van aanzienlijke en welgestelde inwoners gezondendeed de Raad uitkomenhoe de groote subsidiën welke de Akademie geniet, toch onvoldoende zijn om de kosten van goed en behoorlijk onderwijs te bestrijden, en hoe de ge ringe belangstelling der ingezeten in eene nuttige, ja onmisbare inrichting, deze ook genoegzame geldelijke ondersteuning van die zijde onthoudt. Aan dit ernstig verzoek om door geldelijken steun eene hoogst nuttige instelling in stand te houden, werd tot groote teleurstelling van den Raad slechts door 49 ingezetenen I gehoor gegevenzoodat de vermeerdering van inkomsten geenszins gelijken tred houdt met de verhooging van uitgaven. Niettemin gevoelt de Raad zich gedrongenopenlijk zijnen dank te betuigen aan de toegetreden leden, en vooral aan eenige stadgenooten, die door het schenken eener milde gift, hetzij voor eenmaal, hetzij voor elk jaargetoond hebbende billijkheid der dringende aanvraag te beseffen. De uitbreiding van het onderwijs vorderde bovendien ook een grooter aantal leeraars, zoodat de Raad met 1°. October 1874 den heer A. Le Comte, van Delft, als hoofdleeraar in het Or nament heeft aangesteld. De studiën, welke deze heer daartoe in Duitschland en Frankrijk heeft gemaaktdoen de hoop koesterendat de leerlingen der ornament-klasse in den heer Le Comte zullen terug vinden, wat zij in den heer Mvijsken verloren hebben. Behalve deze vermeerdering in het personeel der leeraren, had daarin bij den aanvang van den wintercursus 1873-1874 nog eene verandering plaats. De heer J. Mesker namelijk werd,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 286