der Armenwet die beperking zooveel mogelijk van den onderstand
van Staats- of Gemeentewegen voorschrijft te hebben gehandeld.
In het personeel der Gemeente-Geneeskunstoefenaren ontstond
op 16 Augustus 1874 eene vacature door het overlijden van den
Heer A. P. van Leunen, die sedert 15 December 1837 zijne
diensten als Heelkundige steeds met ijver en naauwgezetheid
bleef vervullen. In diens plaats werd bij Raadsbesluit van 17
November 1874 tot Gemeente-Heelkundige benoemd, de Heer
Dr. B. G. van der Hegge Zijnen.
De vacature ontstaan door het overlijden op 13 Maart 1874
van de Gemeente-Vroedvrouw Mej. B. H. Jansen, Wed. 0. J.
H. Wever werd bij besluit van Heeren Burgemeester en Wet
houders van 4 April 1874 vervuld, door de benoeming van
Mej. A. E. Covvée huisvr. H. Diehl.
Met opzigt tot de verdere bijzonderheden betretfende de ver
strekking van dezen onderstand vestigt het Burgerlijk Armbestuur
de aandacht op den hier volgenden staat: