i VERSLAG der Kamer van Koophandel en Fabrieken nopens den staal van handel, nijverheid en scheepvaart in de gemeente ’s Gravenhage, over 1874. De algemeene toestand van handel en nijverheid was, voor zooveel deze gemeente daarin deelde, niet ongunstig te noemen. Gelukkig bragt 1874 voor de hofstad geene finantiëele rampen als in 1873 haar hebben getroffen. Handel en nijverheid genoten in de ruimte het crediet, dat voor hun bestaan onmisbaar is, en de koers der rente was niet drukkend hoog. Eerst in de maand December deed zich eenige schaarschte van geld gevoelen. De bestaande geldkantoren handhaafden zich met goed gevolg, en de nieuw opgerigte genoten eveneens het vertrouwen der burgerij. Verbetering in de wetgeving, ten bate der nijverheid komende, hebben wij over het tijdsverloop van 1874 tot ons leedwezen niet te vermelden. Patentbelasting en zeepaccijns bleven hunnen schadelijken en verlammenden invloed uitoefenen; en het uitzigt op verlossing van die kwalen is er niet op verbeterd. Wat den toestand der gemeente zelve betreft, hebben wij weinig stof tot dankbaarheid. Behalve de duinwaterleiding lieten zich alle publieke werken wachten; niet alleen die, welke naar de meening der handelaars en industriëlen onmisbaar waren, maar ook die, welke, naar de besluiten van den Gemeenteraad zelven, aan de orde waren gesteld. De oprigting der gemeente- gazfabriek zal, naar onze innige overtuiging, eene zwarte blad- Bijlage QQ. I. Algemeens beschouwingen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 337