Tot don Minister van Finantiëv IV. ter verzekering eener goede regtsbedeeling, de regter, alvorens regt te spreken, omtrent de feiten behoorlijk voor-en ingelicht zij. 1°. het peil voor de huurwaarde van alle perceelen door het geheele Rijk zoo laag mogelijk, en 2°. het peil voor de huurwaarde van winkel- en bedrijfshuizen gelijk met dat voor de huurwaarde der daarmede over eenkomende woonhuizen worde gesteld. 17 November, n°. 42, naar aanleiding eener van eenige handelaren alhier, over 22 Julij 1873, (Staatsbladn°. 116) c. bij adres van tot de Kamer gerigte klagt de wijze, waarop de wet van tot herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigen dommen ten hunnen aanzien wordt toegepast. De slotsom van dit adres was het verzoek dat: b. bij adres van 13 October, n°. 39, met de vraag of, ter verkrijging van zegelpapier, dat, meer dan het tegenwoordige, duurzaamheid aan bruikbaarheid paarthet niet wenschelijk ware, den kring der mededinging naar de levering van zegel papier onder de noodige waarborgen uit te breiden. De Minister gaf, bij brief van 24 October, n°. 32, de verze kering dat, geheel in den geest der Kamer, maatregelen waren genomen, waardoor, naar hij zich vleide, na 1874 de soms niet ongegronde klagten over de hoedanigheid van het zegelpapier zouden ophouden. a. bij adres van 30 April 1874n°. 16waarbij op verschil lende gronden werd aangetoond dat het grenskantoor te ’s Gra- venhago niet beantwoordt aan de bedoeling, welke de Regering zich ongetwijfeld met de inrigting daarvan heeft voorgesteld; en de medewerking des Ministers werd verzochtom dat kantoor geene illusie te doen blijven maar werkelijkheid te doen worden. Ofschoon dit adres onbeantwoord bleef is het ons echter aan genaam te kunnen vermelden, dat de aanvoer regtstreeks naar ’sGravenhage allengs zij ’t ook langzaam toeneemt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 376