V. Dit adres had eene conferentie ten gevolge, door den Provin cialen Inspecteur der directe belastingen enz. in Zuül-IIolland verzocht, en die op 2 December 1874 werd gehoudenin bijzijn ook van de Commissie voor de herziening, alhier werkzaam. In die conferentie trachtte de Inspecteur de gemaakte bezwaren te wederleggen. De Kamer vond hierin aanleiding tot het ontwerpen eener nadere nota van bedenkingenwelke in hare buitengewone Vergadering van 11 December 1874 werd vastgesteld. Op een en ander volgde de beschikking van den Minister, dd. 29 December 1874, n”. 57. Volgens deze beschikking zou de Commissie in alle deelen haar pligt hebben gedaan; te gelijk werden de belanghebbenden die zich met de uitkomsten der herziening bezwaard achten, herinnerd aan hunne bevoegdheid om te reclameren. Tot ffe 2de Kamer der Staten-Generaal: a. bij adres van 19 February, n°. 8, met beschouwingen en opmerkingen omtrent het wetsontwerp tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende den ijk van gazmeters. Dit adres had hoofdzakelijk de strekking om te betoogen dat de wet geheel nutteloos en doelloos was, indien daarin niet de bepaling werd opgenomen, waardoor de herijk der gazmeters verpligt werd gesteld. b. bij adres van 28 Mei, n’. 22, tot adhaesie aan het door den Minister van Finantien ingediend wetsontwerp tot afschaffing der belasting op de Zeep. VI. Tot de 1ste Kamer der Staten-Generaal bij adres van 28 Mein'\ 23tot adhaesie aan het wets-ontwerp van den heer Mr. 8. van Houten, strekkende om overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen tegen te gaan. VII. Tot den Commissaris des Kernings: bij brief van den 17 April, n°. 14, naar aanleiding van eene bij de Kamer ingekomen klagt van de heeren P. en G. Sillevis alhiermet verzoek dat voorzien worde in den slechten toestand van het vaarwater tusschen ’s Gravenkage en Delpmet name bij den Ouden Tol.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 377