35 C. De herziening van den legger der wegen en voetpaden, waarvan in het vorig Verslag werd melding gemaakt als aangevangen doch niet ten einde gebragt, heeft dit jaar plaats gehad. De legger werd op nieuw door den Gemeente raad vastgesteld den 3den Maart 1874 en volgt hierachter als bijlage P. Van de wegen die daarop voorkomen als niet aan de Gemeente behoorende, verkeert de Laan van Nieuw-Oost- einde in geen voldoenden toestand. Den termijn, door ons aan de eigenaren voor de verbetering van dien weg ge steld, hebben zij laten voorbijgaan zonder aan hunne ver- pligtingen te voldoen en derhalve zien wij ons verpligt, art. 5 van het reglement op de wegen en voetpaden in de provincie Zuidholland in dit geval toe te passen. De toestand der begraafplaatsen van kerkgenootschappen en bijzondere personen in onze Gemeente laat, voor zoover wij kunnen nagaan, niet te wensehen over. Wij mogen dit gedeelte van ons Verslag niet eindigen, zonder te gewagen van het groote verlies, hetwelk de Ge meente in 1874 heeft geleden door het afsterven van den Gemeente-architect W. C. van der Waeyen Pieterszen. Toen wij ons vorig Verslag uitbragten gewaagden wij reeds van zijne ernstige ziekte, die den 17den Mei daaropvol gende met den dood eindigde. In herinnering te brengen, wat hij gedurende de 21 jarendie hij in dienst der Gemeente werkzaam was voor haar gedaan heeft, achten wij overbodig, aangezien er blijvende teekenen zijner werkzaamheid in overvloed aanwezig zijp, onder welke wij in de eerste plaats het Gasthuis en de Hoogere Burgerschool mogen noemen WERKENNIET AAN DE GEMEENTE REHOORENDE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1874 | | pagina 41