I 112 J afleidendat door die spoorwegdiensten in de bestaande behoefte met de beschikbare krachten naar behooren werd voorzien, zoodat wij reden hebben daarover tevreden te zijn. Alleen schijnt het gebruik van de verbindings lijn tusschen de twee stations, dat uit verschillenden hoofde wenschelijk zou zijn, nog steeds bezwaar op te leveren. De dienst der Nederl. Algemeene Railroute-Maat- schappij tusschen Gravenhage en Delft bleef gedurende het geheele jaar gestaakt; daarentegen verkeerde de onderneming van den paardenspoorweg tusschen ’.s Gra venhage en Scheveningen in een zeer bloeijenden toe stand en bewees zij aan het publiek vervoer groote diensten. De drukke dienst en het veelvuldig gebruik, dat van den Scheveningschen paardenspoorweg wordt gemaakt, hebben de noodzakelijkheid doen inzien om eene nieuwe politie-verordening daarop uit te vaardigen welker toepassing wel niet alle, maar toch vele moeije- lijkheden heeft uit den weg geruimd. In verband daarmede heeft de Raad eene vernieuwde vergunning aan die onderneming verleend, welke vergunning nu loopt tot 1 Januarij 1900. Volgens de nieuwe bepalingen is aan de onderne ming de vrijheid gelaten, om bij aansluiting aan het station van de Hollandsche Ijzeren Spoorwegmaat schappij de rails te leggen in de 2de en 3de Wagen straat, over het Huijgensplein en langs den Stations weg of wel: Ged. Burgwal, HerderstraatBoekhorst- straat, Koningstraat, Fagelstraat, van der Duijnstraat, Huijgensplein, Huijgenspark en langs de Barrière. Hieraan is evenwel nog geen gevolg gegeven. Het afgeloopen jaar heeft de door ons gewenschte zekerheid ten aanzien van den spoorweg 'sGravenhage- Scheveningen nog niet opgeleverd. Tegen de door ons - 1

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 118