I
Bijlage M.
’s Gravenhage 18 December 1875.
De Commissie van bijstand in het beheer van het Badhuis
te Scheveningen heeft de eer, ten aanzien der exploitatie in
het afgeloopen badsaizoen, het volgende verslag uit te brengen.
Eene niet gemakkelijke taak heeft de Commissie te vervullen
gehad in den winter van 1874 op 1875, toen aan haar was
opgedragenter uitvoering van het besluit van den Gemeente
raad eenige kamers van het Badhuis voor de toegestane som
van 30,000 op nieuw te meubileren. Na een naauwgezet
onderzoek te hebben ingesteld, bleek haar dat het hier gold,
biet het vervangen van sommige aanwezige meubelen door nieuwe,
maar dat, wilde men iets goeds tot stand brengen, bijna alle
kamers op nieuw moesten worden gemeubeld.
Met den heer Mutters die aan het hoofd staat der firma
H. P. Mutters Zoon heeft de Commissie kamer voor kamer
en salon voor salon nagegaan. Onder zijn toezigt zijn in al de
laatsten nieuwe behangsels, vloerkleeden en meubels aangebragt.
Nagenoeg alle salons en verscheidene kamers zijn op nieuw
geverwd door den heer Jenezon van Scheveningen. Voor het
een zoowel als het ander zijn onderhandsche aannemingen ge
sloten waaraan behoorlijk op tijd is voldaan.
De leden van den Raad zijn zelve in de gelegenheid geweest
om over de uitvoering van deze vernieuwing te oordeelen.
Het heeft H. M. de Koningin, Z. K. H. Prins Fredehik
en H. K. H. Mevrouw de Prinses von Wied behaagd, het
vernieuwd ameublement te komen bezigtigen en daarover de
meest welwillende betuigingen van tevredenheid te uiten.
Behalve deze vernieuwing heeft de Commissie zich verpligt
gezien nog enkele uitgaven van gelijken aard op de rekening