I
2 hoog-
I
3. Zoowel tot het opmalen van het water uit het Duin-
kanaal in het bezinkingsreservoir als tot het oppompen van het
gezuiverde water uit het schoonwatemool in het buizennet zijn
twee stoompompwerktuigen gebouwddie volkomen aan elkander
gelijk, hetzij gezamenlijk, hetzij elk afzonderlijkkunnen werken.
De stoompompwerktuigen zijn vertikale balansmachines van
hooge drukking, werkende met condensatie en expansie volgens
het stelsel Woolff.
De stoom, die in den ketel eene drukking heeft van 3| a 4
atmospheren, wordt voor een derde der slaglengte in den hoog-
drukcilinder toegelaten en werkt voor de overige slaglengte door
uitzetting; de uitgezette stoom laagdrukcilinder stroomende,
werkt verder over de geheele slaglengte door verdere uitzetting,
zoodat aan het einde van den slag eene drukking van slechts
0.45 atmospheren is overgebleven.
De cilinders en de kleppenkasten zijn tegen uitstraling voor
zien van stoommantels en bedekt met een slecht warmteleidend
soort cement met mest vermengd en van buiten met eene ma-
honijhouten bekleeding voorzien.
De stoombuizen zijn even als de ketels zorgvuldig tegen uit
straling gedekteen gedeelte van de stoombuis is geheel van koper
en S vormig, ten einde uitzetting en inkrimping toe te laten
zonder nadeelige gevolgen voor de digtheid der voegen van de
buisverbindingen op de ketels.
Elk der stoompompwerktuigen brengt 2 laagdruk- en
drukpompen in bewegingzij zijn op gelijke afstanden van het
balans-centrum aangebragt.
De beide machines hebben eene gemeenschappelijke krukas
met één vliegwiel. Bij afzonderlijke werking wordt de kruk-
stang van de andere machine ontkoppeld.
Ten einde stooten te voorkomen zijn op alle zuig- en pers
buizen gegoten ijzeren windketels aangebragt.
De voortbrenging van stoom geschiedt in 4 Comwallsche
ketels, elk met twee binnenliggende vuurbuizen.
Uit de vuurbuizen gaan de uit de verbranding voortkomende
gassen in een rookgang onder den ketel naar voren, om weder
door twee zijdelingsche rookgangen zich achter den ketel te
■-