i
-
kracht zal uitstroomen dat het vuile water er niet kan inkomen
dan onder zeer speciale gevallenbij afsluiting voor herstelling
wanneer het geen nadeeligen invloed kan uitoefenen. De scha
delijke gassen in de riolen kunnen ookzoo wij vermeenenniet
door het gegoten ijzer in het water komendat onder zoo hooge
drukking staat. Het roesten der buizen zal eenigermate door
het vuile rioolwater bevorderd wordenmaarzijn zij met eene
roestlaag bedektzoo houdt die nadeelige invloed grootendeels
op. Het leggen der buizen door de riolen zal alzoo voor den
afloop van het water en het vuil daarin schadelijk kunnen zijn,
doch niet voor het water in de buizen.
Nog zijn er twee mededeelingen te doen met betrekking tot
1873. De eene is van meer ondergeschikt belangnamelijk
dat door het werkend lid, den heer Vbijdag Zijnex, de zoo
genaamde serviettes magiques zijn onderzochten bevonden niets
te zijn dan lapjeszonder schadelijke bestanddeelen.
De andere mededeeling heeft betrekking tot de oprigting van
eene cholera-commissiedie hier vermelding verdientomdat zij
van de Vereeniging is uitgegaan. Op nieuw dreigde in den
zomer van 1873 gevaar voor eene cholera-epidemieen wederom
besloot de Vereeniging dan ook na te gaan wat tot afwering
van dit gevaar of, zoo dit al niet mogelijk was, wat tot ver
mindering van de uitbreiding der ziekte kon geschieden. In
Augustus werd aan Burgemeester en Wethouders de instelling
van eene cholera-commissie verzocht. Dit verzoek werd niet
ingewilligdBurgemeester en Wethouders verklaarden dat zij de
benoeming van zoodanige commissie onnoodig achttenals zijnde
door de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten de maat
regelen duidelijk omschreven, die moesten genomen worden. Na
ontvangst van dit weinig bevredigend antwoord werd op 16 Sep
tember besloten zich nogmaals tot Burgemeester en Wethouders
te wenden. Toen echter inmiddels het gevaar dreigender werd,
en cholera zich niet alleen in omliggende landen openbaarde
maar ook binnen de grenzen van ons vaderland reeds eenige
offers geëischt had, werd in eene vergadering der Vereeniging,
in October, door Dr. Kips de vraag gesteld; „Zal de Vereeni
ging iets doen, en wat zal zij doen?”