verordeningen voor het bouwen te stellen. Van eene bepaling, waarbij bijvoorbeeld een gebouw onbewoonbaar wordt verklaard uithoofde van den onvoldoenden toestand der riolen kan natuurlijk geen sprake zijn zoolang de stadsriolen zelve niet bruikbaar zijn. 2°. Op de slagterijen die meer en meer schijnen uitgebreid te worden. „Kan aan het zoozeer gewenschte denkbeeld tot oprigting eener algemeene slagterij niet zoo spoedig uitvoering gegeven worden, dan ware het toch wenschelijk geen nieuwe concession te verleenen in het bebouwde gedeelte van de stad, en die slagterijen alleen toe te staan tot wederopzeggens toeop de uiterste grenzen van de bebouwde kom der gemeente. 3°. Op de bebouwing die meer en meer de algemeene be graafplaats nadert. Het is niet wenschelijk dat er zoo digt bij de begraafplaats gebouwd wordt, als de wet dit wel toelaat. „Na deze inleiding zal het uwe vergadering blijken, dat voor de van ons gewenschte opmerkingende grondslag ontbreekt zoodat wij alleen zeer onvolledig aan de opdragt kunnen voldoen en ons verder bepalen tot de volgende opmerkingen: Art. 2 beveelt dat mest-vuilnis zand- en aschhoopen binnen digte schuttingen moeten besloten zijn. Het schijnt dat onschadelijke en alleen door verstuivingen misschien lastige zandhoopen niet door dezelfde bepalingen als vuilnishoopen moeten geregeld worden. De regeling voor mest- en vuilnishoopen is welligt moeijelijk vast te stellen. Aan de eene zijde kan het verbergen van ver zamelingen mest en vuil achter schuttingen het ontstaan van zulke verzamelingen bevorderen, en wanneer blijkt waar scha delijk vuil is, heeft men meer kans dat het opgeruimd worde, dan wanneer het verborgen is. Aan de andere zijde is welligt in het oog te houdendat mestvaalten met asch en kalk bijgezet een groote massa ligt verrottende stoffen kan bevattenzonder dat men verpesting van de lucht te vreezen heeft. „Kon men dus dienaangaande algemeene voorschriften geven, tot spoedige opruiming noodzaken, en het regt verkrijgen om ten alle tijde mestputten op particulier terrein te onderzoeken,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 233