Bijlage W.
’sGravenhage, 29 Februari) 1876.
Algemeene beschouwingen.
'1
In de hierbij gevoegde staten .4 en fl is de statistiek der
schoolgaande en der kosteloos onderwijs genietende kinderen voor
het jaar 1875 bijgewerkt. Daaruit blijkt, dat het getal kinderen
hetwelk de openbare scholen bezocht, met slechts 43, dat der
kinderendie op bijzondere scholen onderwezen wordenmet 239
is toegenomen. In het algemeen is de verhouding van het aantal
schoolgaande kinderen tot de bevolking weer ongunstiger dan in
1874; niet alzoo voor de bijzondere scholen. Nam toch de bevol
king toe met 2,76 het getal kinderen der bijzondere scholen
vermeerderde met 3,96 Het ongunstig verschijnsel drukt dus
geheel op de openbare scholen, waar de geheele vermeerdering
slechts 0,77 bedroeg. De vermeerdering der kosteloos onder
wijs ontvangenden op de openbare scholen bedraagt 1,07 °/0,
waar tegenover staat eene vermindering der kosteloos onderwijs
ontvangenden op de bijzondere scholen met 0,35 °/0.
Art. 4. De districts-schoolopziener heeft in het afgeloopen jaar
geen lokalen schadelijk voor de gezondheid of van onvoldoende
ruimte voor het aantal schoolgaande kinderen verklaard.
Art. 5.. Het onderwijzend personeel bestond op 31 December
1875 uit 65 hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen, geplaatst
aan het hoofd van scholen, verder uit 307 hoofd-, hulp-en huis
onderwijzers en onderwijzeressen (waarvan 18 uitsluitend voor
de handwerken) en uit 143 kweekelingen (waarvan 10 uitslui
tend voor de handwerken), op de scholen werkzaam. De staat I),
hiernevens gevoegd, wijst hun werkkring aan en hunne inkom
sten, voor zooverre deze aan de Schoolcommissie bekend zijn.
Art. 6. Bij Koninklijk besluit van 30 Mei 1875, n°. 18, werd
aan H. Spöndli van Zurich, mejufvrouw Z. A. Gentel van
4