Het openbaar onderwijs. Dat het openbaar lager onderwijs zich in 1875 in geen bloei- jenden toestand bevond, is reeds hier boven in de Algemeene beschouwingen opgemerkt. Hoofdzakelijk was dit een gevolg van gebrek aan ruimte, waarin het loopende jaar althans verbetering Neuchatel en miss F. II. Danby van Ryde (Engeland) en bij Koninklijk besluit van 16 November 1875, n°. 8, aan J. A. Bonnet van Barnave (Frankrijk), mejufvrouw L. Best van Perero (Italië) en mejufvrouw M. Nuns van Brussel vergunning verleend, om hier te lande onderwijs te geven. Art. 12. De lokalen, in het gebouw van het gymnasium voor de van gemeentewege ingerigte normaallessen beschikbaar ge steld, voldeden goed. De nieuwe cursus ving met 36 mannelijke en 43 vrouwelijke kweekelingen aan. Bij het voorjaarsexamen slaagden 4 mannelijke kweekelingen, die zich voor de hulponderwijzersakte hadden aangemeldbij het najaarsexamen 3 andere, tegelijk met een voormalig kweekeling, die, omdat hij tweemaal was afgewezen, verwijderd was. Van de vrouwelijke kweekelingen verkregen 7 de akte als hulponderwij zeres. 7 hulponderwijzers en 4 hulponderwijzeressendie zich voor de akte van hoofdonderwijzer en hoofdonderwijzeres hadden aan gemeld, slaagden. Van de mannelijke kweekelingen vertrokken er 3; terwijl een der twee Rijkskweekelingen door een ander vervangen werd. Van de vrouwelijke kweekelingen vertrokken er 4; terwijl 5 wegens gebrek aan aanleg moesten worden verwijderd. De uitkomsten der lessen mogen niet ongunstiger worden ge noemd. Toch schijnt grooter uitbreiding van deze noodig, zullen zij voortdurend aan het beoogde doel beantwoorden. De Com missie van toezigt op de normaallessen heeft om die reden een nieuw leerplan met 1° Jan narij 1876 in werking gelfragt. De uitkomsten daarvan zullen in een volgend jaarverslag worden medegedeeld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 243