8
zoo moeijelijk te leeren schijnt, waardoor het onderhoud duur
wordt.
ll. DE ONDERWIJZERS.
Art. 18 en 19. Op 31 December 1875 waren aan de veertien
gemeentescholen, behalve 13 hoofdonderwijzers, werkzaam:
95 hulponderwijzers, waarvan 33 de akte van hoofdonder
wijzer en 3 den 2den rang bezitten, en 2 alleen met gymnas
tiekonderwijs zijn belast
9 hulponderwijzeressenwaarvan 1 met akte van hoofdonder
wijzeres
58 kweekelingenwaaronder 26 vrouwelijke
voor de handwerken: 5 onderwijzeressen 1ste klasse, 5 onder
wijzeressen 2de klasse en 10 kweekelingen.
Bij besluit van den Gemeenteraad van 1 April 1875 werd de
verordening van 3 Maart 1874 in dier voege gewijzigd, dat het
getal hulponderwijzers met één is vermeerderd en dus thans
105 bedraagt. Eene andere wijziging dier verordening kwam in
1875 ter sprake: zij betrof de jaarwedden der hulponderwijzers.
De Schoolcommissie meende in haar advies aan Burgemeester
en Wethouders de tractcmentenzooals die in 1874 waren vast
gesteld voldoende te mogen achtendoch nam tevens de moge
lijkheid aan, dat de moeijelijkheid om voldoend hulppersoneel te
erlangen, eenmaal verhooging der jaarwedden van de laagste
klasse der hulponderwijzers zou vorderen. Spoediger dan men
verwacht had bleek het, dat zoodanige verhooging inderdaad
noodig was. Om echter virr klassen van hulponderwijzers te
behouden, was van verhooging der jaarwedden voor de laagste
klasse, verhooging der tractcmenten voor de 3de en 2de klassen
een noodzakelijk gevolg, niet alzoo voor de 1ste klasse.
De redendie er toe leidde de jaarwedden der hulponderwij
zers 4de klasse te vermeerderen, gold niet voor de hoogste
klasse. In November jl. vereenigde zich de Gemeenteraad met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de jaarwed
den der hulponderwijzers 4de klasse te verhoogen. Door een
der leden van den Raad werden cenige voorstellen van verdere
strekking gedaan, waaromtrent echter in 1875 door den Raad
geene beslissing was genomen.