3P. 4°. Het bijzonder onderwijs. ■U 3. De schoolgelden. Art. 37. In het bedrag der schoolgelden werd in 1875 geene verandering gebragt. Hoe meer de Hoogere Burgerschool in omvang toeneemt, zoo meer doet zich de wenschelijkheid gevoelen, dat de zorg voor het innen der schoolgelden van den Directeur op den Gemeente ontvanger worde overgebragt. Zeer wenschelijk zoude het zijn, dat de Directeur, die met zoovele andere bezigheden belast is, van die zorg werd ontheven. De Commissie blijft het dus be treuren, dat hare voorstellen deswege üwe goedkeuring niet mogten verwerven. De Grave werden, op herhaalden aandrang Art. 44 en 45 jcto 2. Aan het onderwijs der Academie van Beeldende Kunsten namen bij den aanvang van den cursus (1 October) 18741875 drie honderd zes leerlingen deel, derhalve viei- en dertig meer dan het vorige jaar. Van deze waren hon derd een en negentig betalende leerlingenonder welke negen man nelijke en acht vrouwelijke voor het middelbaar onderwijs. Voor rekening van leden genoten drie en vijftig jongelingen het onder wijs, terwijl twee en zestig onvermogenden kosteloos werden toe gelaten. Het schooljaar 18751876 ving met driehonderd zes en dertig leerlingen aan, zijnde dus weder dertig meer. Van deze werden de lessen bijgewoond in afdeeling A, voor de gronden der toe kenkunst, door honderd vier en vijftig; in afdeeling B, voor meer de heer J. C. van den Berg voor de aardrijkskunde, en omdes noodigeenige lessen in de geschiedenis te geven, op een traktement van ƒ2000. de heer B. Koster voor Engelsch en Duitsch, op een traktement van ƒ2000. traktementen van de heeren Everts, ten Brink en de van de Commissie verhoogd en van ƒ1200, ƒ2000 en ƒ1800 respcctivelijk op ƒ1500, ƒ2200 en 2000 gebragt in te gaan met 1 Januarij 1876.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 292