4. Personeel der leeraren. even als sommige andere postendringend vereischt tot het behoor lijk onderhoud of de verbeterde inrigting van verschillende school- localen, de rectorskamer en de woning van den concierge. I. De heer Dr. J. P. van dee Stok, in het laatste gedeelte van den cursus 1873/74, na het vertrek, van Dr. van Renesse reeds tijdelijk belast met het onderwijs in de scheikunde en de natuurlijke historiewei dop aanbeveling van onze voorgangers in Uwe zitting van 4 Augustus 1874tot leeraar in die vakken benoemd en trad als zoodanig bij den aanvang van den nieuwen cursus in functie. De ondervinding van een schooljaar heeft reeds aangetoond dat Uwe keuze eene gelukkige was. II. Het Gymnasium zal bij den aanvang van den volgenden cursus drie leeraren missenwier onderwijs daar steeds op hoogen prijs werd gesteld. De heeren L. Chatelain, J. Klein, F. S. Gomm verlaten de instelling van voorbereidend hooger onder wijs om zich voortaan onverdeeld aan de Hoogere Burgerschool te wijden. De vereeniging van het leeraarsambt, respectievelijk in de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche taal en letterkunde aan de beide instellingen, in een persoon, bleek, volgens het eenstemmig oordeel van de Commissie van Toezigt over en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs bij het toenemend aantal lesuren in de vreemde talen, een gevolg der groote ver meerdering van het aantal leerlingen en de daartoe noodige splitsing van sommige klassen aan de Hoogere Burgerschool op den duur niet te kunnen stand houden. Berustende in dit oor deel der bevoegde autoriteit, wezen wij er, bij ons schrijven van 12 December jl. aan heeren Burgemeester en Wethouders, nader aan UEdel Achtbaren medegedeeld in de raadszitting van 23 February jl.nog op, dat de tot nu toe bestaande ver eeniging alleen het gevolg was van een toestand van overgang, gelijk duidelijk bleek uit art. 5. van de overgangsbepalingen der organieke verordening voor het Gymnasium. In slotsom werd door ons op de daarvoor in het breede ontwikkelde gron den, geadviseerd: 1°. tot aanstelling van drie afzonderlijke

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 308