i I - 'I 4. TOEPASSING EN WERKING. 6. Zie de bovenstaande opmerking. MIDDELEN DIE TOT VERBETERING ZOUDEN KUNNEN LEIDEN. Na de vorenstaande opmerkingen kunnen de verbeteringen waarop in vorige nota’s reeds gewezen werdgerekend worden meer van ondergeschikt belang te zijn. i i' Niettegenstaande liet ligtvaardig gebruik, dat in den zomer vooral door de arbeidende klasse van de beleenbank gemaakt wordtwaartoe telken jare de grove verteringen bij het kermis- vieren op nieuw den eersten stoot gevenkan toch met grond gezegd wordendat de Bank van Leening aan haar doel blijft beantwoordendoor aan tijdelijk in nood verkeerende personen een gereed middel te verschaffen om zichzelven te kunnen redden. Met opzigt tot de werking der Bank sedert de oprigting der Hulpkantorenvalt wijders nog in het oogdat bij eene rente- vermindering op de kleine beleeningen van ƒ1.— tot ƒ100, successivelijk van 12 pCt. op 9 pCt. (meerendeels het gevolg van de groote vereenvoudiging in de administratie)ook nog de kosten voor het publiek aan het gebruik van hulpkantoren ver bonden vergeleken met die der inbrengersjaarlijks gemiddeld ruim 5000 minder zijn. Over de 20 jaren waarin thans die hulpkantoren gewerkt hebben bedroeg die vermindering ruim een tonne gouds. Dit bedraggevoegd bij de aanmerkelijke besparing op het rentebeloopdat voor ieder percent waarmede de rentetax werd verlaagdop 2000 ’s jaars mag worden ge raamd doet ziendat de Bank van Leeningzooals die hier ter stede werktaan de voorschriften van het Koninklijk besluit van 31 October 1826naar inhoud en strekking beantwoordt en deze alzoovoor zooveel dit van het administratief beheer afhangtals inrigting van openbaar nut haar doel niet heeft gemist. 5. BEHOEFTE AAN VERBETERING.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 359