17 Ook werden wij andermaal uitgenoodigd de aandacht van het Gemeentebestuur bij vernieuwing te vestigen op de wenschelijk- heid dat het vaarwater tusschen ’s Gravenhage en Scheveningen op behoorlijke diepte worde gehouden; dat de zoogenaamde Kerkwerf of' het rijslag van het strand naar het dorp in berijdbaren staat worde gehouden, en daarop vooral na stormweder streng moge worden toegezien, en dat voor de visschersbevolking van Scheveningen spoedig de gelegenheid tot het erlangen van zeevaartkundig onderwijs moge worden opengesteld. Aan het einde van 1875 waren er in deze Gemeente 68 vaar tuigen, metende boven de 10 scheepston, zijnde 4 meer dan in het daaraan voorafgaande jaarde gezamenlijke inhoud bedroeg 1960 scheepston. Van deze vaartuigen behoorden er 22 te Scheveningen te huisdie tijdens de steurharingvisscherij bijkans uitsluitend op België varen en, als retourvrachtvan tijd tot tijd gietaarde voor de alhier gevestigde ijzergieterijengranen uit Antwerpen of matten stoelen uit Mechelen medebrengen. Zoodra de verzending van steurharing en gerookte bokking geëindigd iszoeken deze schippers hun bestaan elders. Enkele vaartuigen Biet bestemd voor de vaart op België, dienen als vlet vaartuigen spoedige verbinding van Scheveningen aan het spoorwegnet het station zoo digt mogelijk bij het dorp levendiger wordt, naar mate deze aangelegenheid allengs vaker een punt van bespreking bij den Raad uitmaakt. De onzekerheid omtrent den staat, waarin het plan van verbinding voortdurend blijft ver- keerendringt met vernieuwde kracht den wensch op den voor grond dat inmiddelsdoor eene verbinding per tramway met de twee spoorwegstations, eenigermate in de behoefte aan verbeterde gemeenschap moge worden voorzien. a. Binnenlandsch. IV. S C H E E P V A A B T.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 385