V. nijverheid. Volgens de ontvangen berigten kwam er geene verandering in de reederijen van de firma L. van der Hidst Zonen en J. J. van den Berg. Voor zooveel ons bekend is, was dit ook het geval met die van de firma’s Huijgens en Hardenberg en C. Jut Coup. Bij dit verslag wordt, als gewoonlijk, eene tabel overgelegd, vermeldende de fabrieken te ’s Gravmhage en Scheveningendie tusschen ScheveningenRotterdam en Vlaardingentot vervoer van versche, gedroogde en gezouten visch en van haringnetten, nog andere tot het aanvoeren en uitventen van brandstoffen. Van de 46 vaartuigente ’s Gravenhage te huis behoorende zijn er 5 uitsluitend voor het fabriekwezen in gebruik, 5 zijn bewoonde liggers2 worden gebezigd als liggers voor ammoniak- water, 2 tot berging van kool; de overige behooren aan par ticuliere schippers tot aan voer van brandstoffen, aardappelen, fruit, enz. of aan kramers, die de kermissen en jaarmarkten bezoeken. In 1875 werd havengeld geheven van 39520 vaartuigen zijnde 2899 minder dan in 1874. Die vermindering moet wederom worden toegeschreven aan den geringeren afvoer van zand voor de spoorwegwerken te Rotterdam. De klagten over de ongelijkmatigheid en het hooge bedrag van het havengeld werden bij vernieuwing tot ons gebragt. Na hetgeen de Kamer omtrent dit onderwerp nog onlangs aan de welwillende overweging van den Raad onderwierp, meent zij zich hier ter plaatse te kunnen bepalen bij de herhaling van den reeds meermalen uitgesproken wensch datindien de af schaffing dezer belasting met het oog op den toestand der Gemeente-financiën voorshands niet mogelijk is, de heffing ten minste billijker worde geregeld, en de invordering de minst mogelijke belemmeringen aan de scheepvaart berokkene. b. Buitenlandse!/.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 386