r.
3°.
1°.
2°.
3°.
van gas na 1 Januarij 1875 voorloopig op denzelfden voet (18
cents per M3.) te doen voortduren, met het voorstel:
dat de nog te regelen verlaging van den gasprijs gerekend
worde met 1 Januarij 1875 te zijn ingegaan;
dat de gasprijs voor alle verbruikers, dus ook voor de
inrigtingen der gemeente en voor de straatverlichting,
dezelfde zij;
dat de gasprijs worde veranderd, zoo vaak de wijziging
van den prijs der grondstoffen en van de overige kosten,
aan de inrigting en exploitatie verbondendit veroorloven.
Aan dit adres lag de bedoeling ten grondslag, dat de gas
exploitatie, sinds 1 Januarij 1875 van de gemeente uitgaande,
zou worden beheerd overeenkomstig de regelen van artt. 238
en 254 der gemeentewet. De meerderheid van den Raad denkt
hierover echter andersen beschouwt de gemeentelijke gasfabriek
eenvoudig als eene gewone nijverheids onderneming. Intusschen
is dit resultaat verkregendat de verlaagde prijs van 1 Januarij
af in werking trad, en dat deze, aanvankelijk op 13cents, voor
het jaar 1876 op 12 cents per M3. is gesteld.
b. bij brief van 8 October 1875, n°. 23, naar aanleiding
van de ontwerp-begrooting van inkomsten en uitgaven der ge
meente voor 1876, met het verzoek:
om vermindering van het havengeld en eenvormige be
rekening daarvan voor alle schepen, op het voetspoor
van Amsterdam en Rotterdam; en tegelijk om eene zoo
noodzakelijke verbetering der vaart;
om in ernstige overweging te nemen de groote behoefte
voor deze gemeente aan eene overdekte marktplaatsopdat
zoodanige inrigting spoedig tot stand kome, hetzij van
gemeentewege, hetzij door het initiatief van bijzondere
personen, geholpen door den moreelen en financiëelen
steun der gemeente;
om een einde te maken aan de onbillijkheid dat, waar
het gas in 1876 aan particulieren zal worden geleverd
tegen 12 cents per M3, de gemeente ten behoeve der
2’.