82
t
naar wij vermeenen, in verhouding tot den aard van
het onderwijs zeer voldoende. Voor aanvulling en
onderhoud van die hulpmiddelen, meer bepaaldelijk
voor de natuur- en scheikunde, wordt jaarlijks eene
vaste som toegestaan.
b. Bijzondere teekenscholen.
Ook hier verwijzen wij naar het verslag der Com
missie van toezigt op het middelbaar onderwijs (bij
lage IJ), waarin melding wordt gemaakt van de Aca
demie van beeldende kunsten als eene bijzondere inrigting
van middelbaar onderwijs. Wij veroorloven ons deze
inrigting verder te vermelden onder het artikel Kunsten
en Wetenschappen.
c. Openbare Hoogere Burgerscholen.
De openbare Hoogere Burgerschool met vijfjarigen
cursus breidde zich in het afgeloopen jaar zoodanig
uit, dat nu reeds het nieuwe locaal bleek niet te ruim
te zijn en eene verschikking van localen gevorderd
werd, ten einde een dertiende schoollocaal beschikbaar
te hebben.
De voorgenomen uitbreiding van het personeel der
leeraren kon derhalve niet achterwege blijven en van
de ruimtedie de begrooting van 1875 ten dien opzigte
lietwerd dan ook gebruik gemaakt.
Onneodig is het, hier de in het vorig verslag toe
gezegde tabel van het personeel te geven, aangezien
de Commissie van toezigt op het middelbaar onder
wijs daarin achter haar verslag (bijlage IJ) voorziet.
De door haar gegeven tabel wijst een getal van twintig
leeraren aan, met inbegrip van den Directeur en den
Directeur-plaatsvervangerterwijl het cijfer der wedden
is geklommen tot een totaal van f 39,050.00.