3 De vestiging in de Gemeente daarentegen was veel menigvuldige! dan in 1874 en hoewel ook een grooter aantal de Gemeente verliet, was het laatste toch 16D1 kleiner dan het eerste en daaraan dankt men dan ook voor een belangrijk gedeelte de toeneming van het cijfer der bevolking. Die toeneming beliep 2,689 tegenover 2,670 in het jaar 1874waardoor het eindcijfer gestegen is tot 100,254. Dat voor Scheveningen alléén vermeer derde met 305 en werd dus 10,246. 38.54 in 1874 en 1873. b. Registers van bevolking. De moeijelijkheden bij het opzoeken van minder be kende personen, waarvan in het vorig verslag reeds melding werd gemaakt, deden zich in het afgeloopen jaar niet minder voor en daaruit bleek het meer en meer dat de registers van bevolking geen aanspraak mogten maken op volledigheid en juistheid. Overtuigd van het groote nut van een vertrouwbaar bevolking register, werd een naauwkeurig onderzoek ingesteld, waardoor het onvoldoende der inrigting van de afdee- lingsbesturen duidelijk aan het licht werd gebragt. Op grond daarvan stelden wij den Raad voor, de afdeclingsbesturen op te heffen en voortaan aan be- volkingsagenten op te dragen, aan de huizen der ingezetenen de jputatiën op te nemendie in de regis ters moeten worden aangeteekend. Overeenkomstig dat voorstel werd in de Raadszitting van 5 October 1875 besloten met 1°. Januarij 1876: aan de mazelen-epidemiedie in het begin van het jaar heerschte. De verhouding was daardoor: 1 op 36.20 tegenover 1 1 40.26

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1875 | | pagina 9