26. daarna valt onder anderen te beslissen, welke aanvulling of wijziging van het onderwijzend personeel noodig mogt zijn en in hoever de inrigting van het gebouw verandering zal behoeven. Ook kan eerst daarna de noodzakelijkheid van eventueele over gangsmaatregelen worden beoordeeld. Om deze redenen zal waarschijnlijk de geheele nieuwe cursus van 1876 op 1877 nog krachtens de bestaande organieke be palingen worden geregeld. 3. Schoolgebouw. I. In het afgeloopen schooljaar werd voortgegaan met het brengen van verbeteringen in het gebouw. De posten, naar aanleiding onzer voorstellen door Burgemeester en Wethouders daartoe op de gemeentelijke begrooting gebragt, hebben uwe goedkeuring verworven. De begrooting voor het volgende dienstjaar zal U, naar wij ons vleijen, doen zien, dat het gebouw, hoewel over het alge meen aan de behoefte voldoende, sommen niet alleen tot onder houd, maar ook tot verbetering, vereischt. Zoowel ten bate der gezondheid als van het onderwijs in de natuurkundige wetenschappen is het gebouw van duinwater voorzien. De woning van den concierge onderging een wenschelijke verbouwing. II. Bij het aan- en uitgaan der normaallessen, sedert onge veer twee jaren in het gebouw van het gymnasium gegeven heerschte meermalen een staat van wanorde. Reeds in de eerste maanden van 1875 wendden wij ons tot het bestuur der nor maallessen, met verzoek om voor het noodige toezigt te zorgen. Toen desniettemin de ongeregeldheden voortduurden, meenden wij in October 11. de zaak onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders te moeten brengen. Tengevolge onzer klagten werd eerlang een directeur der meergenoemde lessen aangesteld en aan alle ongeregeldheden een einde gemaakt. 4. Personeel der leeraren. I. De heeren J. E. Gacon, P. A. Schwippert en Jhr. B. L, Teding van Berkhout hebben dep len September des

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1876 | | pagina 297